Playa del Rey, nu een anoniem stuk land in het drukke Los Angeles, was vroeger de plek waar een belangrijk stuk motorsportgeschiedenis zich afspeelde. Eind februari 1910 werd daar begonnen met de bouw van de allereerste houten baan met banking. Gedurende drie jaar was Playa del Rey een plaats voor allerlei raceactiviteiten.

Barney Oldfield

In de jaren na de eeuwwisseling werd coureur Barney Oldfield beroemd door zijn optredens op circuits in en rond Los Angeles. Dit had de aandacht getrokken van Fred Moskovics en Walter Hemple. Zij wilden publiekslieveling Oldfield naar Playa del Rey halen. Dus huurde het duo Jack Prince in. Prince had zich in het verleden al bewezen als bouwer van diverse velodromes: een stadion waar aan baanwielrenwedstrijden worden gehouden. Meestal zijn deze banen met banking en gemaakt van hout. In dat opzicht was het

dan ook niet vreemd dat Prince koos voor een houten constructie voor zijn autoracebaan. In totaal werd er 2 miljoen vierkante meter aan hout in het circuit verwerkt. Ook was er 30 ton aan spijkers nodig om het Playa del Rey Motordrome af te krijgen. De uiteindelijke banking bedroeg 20 graden. De lengte van de baan was 1 mijl (1,61 km).

Playa del Rey wordt opgebouwd

Het is misschien wel interessant om te kijken naar de keuze voor Playa del Rey. De gemeente was destijds een hoogstaand juweeltje voor de rijke elite aan de westkust van de Verenigde Staten. Ooit niet meer dan een drassig stuk land, waar wat boerderijen stonden. Dat was tot de Duitse Will Tell er een hutje opende, waar dagreizigers allerlei benodigdheden konden kopen. Hoewel Tell uiteindelijk vertrok, bleef de locatie mensen trekken en met behulp van de ondernemer Moye L. Wicks en de Los Angeles Pacific Railway Company werd Playa del Rey een echt resort.

Dit resort breidde zich langzaam maar zeker uit met een daadwerkelijk hotel, haven en natuurlijk een treinstation. Uiteindelijk werd besloten om ook de Playa del Rey Motordrome aan te leggen. Op 8 april 1910 werd de kombaan geopend. Een race-evenement van maar liefst zeven dagen werd gehouden, met daarbij natuurlijk de onvermijdelijke Oldfield, samen met legendes als Ray Harroun en Ralph de Palma. The New York Times sprak er van dat “all world records for mile tracks and many motordrome marks as well, are likely to be broken.” Oldfield draaide uiteindelijk een rondje van 99 mijl per uur (159 km/u).

Drie mooie jaren

1910 zag Hemple, wie de algemeen manager van het circuit was geworden, nog een groot evenement op zich afkomen. Op 22 en 23 oktober zouden een aantal van de grootste namen in de luchtvaart naar Playa del Rey Motordrome komen om een ‘flying meet’ te houden. Hemple was hier dolenthousiast over, maar was een ding vergeten: hoewel het in het midden van het stadion relatief plat was, was de rest van de baan omgeven door de tribunes en de banking zelf. Het verste wat iemand kon vliegen was ongeveer 300 meter. Lang niet genoeg. Al snel werd besloten om het evenement buiten het motordrome te houden.

Drie jaar lang werden er evenementen gehouden in en rond het luxueuze Playa del Rey. Dat varieerde van auto- tot motorraces. Don Johns verbrak er een amateurrecord toen hij op een Indian-motor in 1911 meedeed aan een race. Johns was een jongen van nog maar net 16 jaar oud. Hij nam bovendien ook nog eens het record over van de man die hij beschouwde als zijn mentor: Jake Drossier. De Amerikaanse jongen kon extra blij zijn, want zijn poging was gelijk aan die van het professionele record van Ray Seymour en tegelijkertijd reed hij ook nog even het wereldrecord voor de twee mijl aan gort.

Ondergang

Het circuit was echter extreem gevaarlijk. Er vielen een aantal doden, maar desondanks paste niemand de baan aan. Het publiek bleef maar juichen en dat was alleen maar positief voor de organisatie.  Maar toen zette het verval in. De mensen wilden iets anders en lieten het resort achter zich. In 1911 was de pier al in zee gestort toen op 11 augstus 1913 een brand uitbrak bij Playa del Rey Motordrome. De baan werd niet helemaal verwoest, maar er was wel zo veel schade dat het geen zin had om het te herbouwen. Bovendien werden niet lang daarna ‘board tracks’ als zeer gevaarlijk beschouwd. Er werden geen nieuwe meer gebouwd. De Los Angeles Times schreef de schuld toe aan daklozen die onder de houten banking leefden en een vuurtje hadden gestookt.

Toen in 1917 het beroemde hotel bij de Playa del Rey, dat inmiddels een hoerenkast was geworden, afbrandde, bleven de mensen weg bij het eens zo luxueuze resort. Het was over. De droom die Playa del Rey was, was afgelopen. De baan waar Barney Oldfield, Don Johns en vele andere vroegere racepioniers en -legenden op acteerden, was al lang verdwenen en nu verdween ook de rest.

Vandaag de dag is er niets meer te herkennen van wat er ooit stond. Culver Boulevard en Jefferson Boulevard kruisen elkaar op de plek waar ooit het Motordrome staat. En de rest van Playa del Rey? Dat is niet veel meer dan brakenliggend land…