Jacques Villeneuve wil volgend jaar met zijn eigen team op de Formule 1-grid staan. Mocht het hem lukken om het dertiende team te worden, dan is hij niet de eerste oud-wereldkampioen die zijn eigen team heeft. Na deel 1, nu het tweede en laatste deel over teams van Formule 1-wereldkampioenen.

Emerson Fittipaldi

Tweevoudig wereldkampioen Emerson Fittipaldi gooide in 1976 zijn reputatie te grabbel toen hij aankondigde voor het team van broer Wilson Fittipaldi te gaan racen. De Braziliaan had twee jaar eerder zijn tweede wereldtitel opgeëist, en iedereen wist dat er nog veel meer aan zaten te komen. Het mocht niet zo zijn. Emerson had Fittipaldi Automotive in 1974 opgericht. Met de komst van Emerson nam Wilson afstand van het racen en nam plaats op de bestuurdersstoel. Met de beste wil van de wereld kwamen er geen resultaten. Punten werden regelmatig gescoord, maar podiumplaatsen waren schaars: slechts drie keer eindigde het team op het podium.

Na in 1980 door Keke Rosberg in de tweede auto van het team te zijn afgetroefd in het kampioenschap, gaf Emerson er de brui aan. Nog twee jaar was hij samen met zijn broer teameigenaar, in 1982 eindigde Fittipaldi Automotiv passend met een DNQ.

Jackie Stewart

Mogelijk afgeschrikt door de falende ‘kampioensteams’ na Brabham, waagde pas vijftien jaar later een oud-Formule 1-kampioen zich aan het teameigenaarschap. In 1997 maakte Jackie Stewart zijn debuut als Formule 1-teameigenaar. De Schot had daarvoor de steun gekregen van Ford. Hoewel Stewart Grand Prix een volledig nieuw team was, was het ook vooral een uitbreiding van Paul Stewart Racing naar de Formule 1. Jackie’s zoon, Paul, was namelijk al jaren succesvol met zijn team in junior formula. Met Pauls kennis van zaken op management gebied en Jackie’s vaardigheden als spreker en ervaring in de Formule 1 werd er veel van het team verwacht.

De eerste twee jaar waren zoals verwacht een worsteling. Jan Magnussen was niet het talent waar men op had gehoopt en het constante technische falen van de SF01 en SF02 hielpen hem ook niet. Magnussen werd halverwege 1998 door Jos Verstappen vervangen, maar de resultaten bleven pover. Rubens Barrichello daarentegen, kreeg het beste, betrouwbare materiaal, met een knappe tweede plaats in Monaco als resultaat in het debuutjaar en werd zo de man om wie het team gebouwd werd.

In 1998 nam Ford de motorfabrikant Cosworth over. De Amerikanen namen een groot risico door een compleet nieuwe motor te laten bouwen door het Britse bedrijf. Dit bleek een gouden zet te zijn, want achterin de door Gary Anderson ontworpen SF03 kwam de V10 volledig tot zijn recht en maakte Stewart Grand Prix de sprong naar de subtop. Al in de tweede race van het seizoen kon Barrichello om de overwinning meestrijden en was deze zelfs binnen handbereik totdat op dramatische wijze de motor er de geest aan gaf. De talentvolle Braziliaan moest al huilend opgeven.

Maar er was ook een keerzijde: nog altijd kon het team geen identieke tweede bolide bouwen. Johnny Herbert bleef vaak ver achter bij de veel snellere Barrichello, wie regelmatig op het podium eindigde. De Europese Grand Prix was echter anders. Een tactische keuze van het team bracht de Brit daar een populaire, welverdiende overwinning, met Barrichello op de derde positie en Prost Grand Prix-coureur Trulli op plaats drie. Ford had toen al alle aandelen in het team van de Stewarts overgenomen en aangekondigde het team om te dopen in Jaguar Racing met Paul en Jackie nog enkel als adviseurs.

Alain Prost

Tegelijkertijd met Jackie Stewart maakte nog een andere wereldkampioen zijn debuut als teameigenaar. Alain Prost, de wereldkampioen van 1985, 1986, 1989 en 1993, kreeg in 1997 de kans om Ligier van Flavio Briatore over te nemen. De Fransman had in 1989 al de bouwstenen van een eigen team gelegd en in 1992 bij Guy Ligier aangedrongen om aandelen in het Franse team aan Prost van de hand te doen. Ook dit mislukte, net als een poging om in 1995 met Renault-motoren zijn eigen team te beginnen. Maar in 1997 was er dan eindelijk Prost Grand Prix.

Olivier Panis werd behouden en een dag na de overname van het Franse team door Prost werd een overeenkomst tussen Peugeot en Prost Grand Prix gesloten. Het team zou fabrieksteun van hun landgenoten ontvangen. Deze hevige Franse connecties met het team zouden tekenend zijn gedurende het vijf jarige bestaan.

Panis was na het vertrek van Prost als coureur de nieuwe hoop van Frankrijk. En lange tijd leek die hoop gegrond te zijn, totdat een zware crash halverwege 1997 een einde aan de tot dan toe naar plan verlopen carrière van de Franse coureur bracht. Panis had maanden nodig om te herstellen van zijn beenbreuk, en toen hij terugkeerde was het gedaan met de podiumplaatsen. 1998 was een seizoen om snel te vergeten. Alleen Jarno Trulli haalde een puntje in de verregende Belgische Grand Prix. Het duo Trulli-Panis mocht echter nog een jaartje blijven, want ook Prost zelf had wel door dat zijn jonge honden niets met de AP01 konden beginnen. Maar veel werd het niet. Trulli stond op de Nürburgring nog wel op het podium, maar dat was nadat de ene na de andere coureur voor de ogen van de Italiaan in de Duitse regen van de baan gleed.

In het nieuwe millennium werd het vinden van sponsoren steeds moeilijker. Autofabrikanten deden hun intrede in de sport en dreven de kosten in rap tempo op. Prost, dat zich nog steeds als honderd procent Frans wilde profileren, vond in zijn thuisland geen vervangende sponsor voor Gauloises die zich voor veel geld aan zijn team wilde binden. Vlak voor de start van het seizoen 2002 ging Prost Grand Prix failliet.

En zij hadden ook eigen raceteams…

Mario Andretti had in de 1968 samen met hoofdmonteur Clint Brawner zijn eigen Indy Car-team, Andretti Racing Team. Toen de Amerikanen, wie genoodzaakt waren het team van de overleden Al Dean over te nemen, erachter kwamen dat het runnen van een eigen team ook veel eigen geld kost, fuseerden ze hun team snel met dat van Andy Granatelli, voor wie Andretti enkele maanden later de Indianapolis 500 zou winnen… Nadat Ford Stewart Grand Prix over had genomen en het Jaguar Racing had genoemd, werd Niki Lauda in 2001 aangesteld als teammanager. De Oostenrijker hield het twee jaar vol… Na een succesvolle tweede carrière in de CART Indy Car World Series, deed Emerson Fittipaldi in 2003 met zijn eigen team in dat kampioenschap mee. Fittipaldi-Dingman Racing was na een jaar echter alweer verdwenen met het faillissement van CART. Tiago Monteiro was de coureur van Emerson en James Dingman, maar wist zelden de top tien te halen… Alan Jones was in 1996 en 1997 eigenaar van Alan Jones Racing, dat uitkwam in het Australian Touring Car Championship, het huidge V8 Supercar Championship. Jones zelf pakte enkele podiumplaatsen, maar succesvol werd zijn kortstondige avontuur als teameigenaar nooit. In 1998 verkocht hij de boel. Jones had ook een aandeel in A1 Team Australia… Om zijn zoon van het beste materiaal en personeel te voorzien in zijn weg naar de Formule 1, zette Nelson Piquet een eigen raceteam op. Na kampioenschappen te hebben gewonnen en Nelsinho naar de Formule 1 te hebben geloodst, heet Piquet Sports nu Rapax Team… In 1995 zag Team Rosberg het levenslicht. Hoewel Keke Rosberg zelf nooit een race voor zijn eigen team in het DTM zou winnen, deed Klaus Ludwig dit wel, al in het eerste jaar en tweemaal. Na het einde van de originele DTM deed Team Rosberg ook aan de nieuwe versie mee. Eerst met Mercedes-Benz, vanaf 2005 met Audi. Ook in de Formule 3 en A1 Grand Prix is het team actief geweest, met Nico Rosberg en Giedo van der Garde als meest bekende coureurs… Nigel Mansell mag zich vanaf dit jaar ook teameigenaar noemen. In de Le Mans Series racet hij met Beechdean Mansell Motorsport samen met zijn zoons Greg en Leo. Op Le Mans crashte de oude Mansell al in het eerste uur uit de race… Sinds 2004 is Kimi Räikkönen mede-eigenaar van Räikkönen Robertson Racing. Samen met zijn manager Steve Robertson zet hij sinds 2005 een team in het British Formula Three Championship in. Het beste resultaat tot op heden is de titel van Mike Conway in 2006…

Villeneuve Racing

Het verleden heeft dus uitgewezen dat het alle kanten op kan gaan met een eigen team. Jack Brabham won races en kampioenschappen, Jackie Stewart een race en wist op het juiste moment zijn team te verkopen en geen gezichtsverlies te lijden, en John Surtees raakte na jaren van teleurstellingen zijn interesse kwijt. Zijn kampioenschap van 1997 is dus geen garantie voor succes, maar tegenwoordig is niets in de Formule 1 nog een garantie voor succes. De FIA kan kiezen uit Epsilon Euskadi, Stefan Grand Prix en het team van Villeneuve. Wie het ook wordt, het zijn alle drie teams waarvan aangenomen kan worden dat ze een mooie toekomst in de Formule 1 hebben. Maar de naam Villeneuve terug in de Formule 1 is toch wel heel erg mooi…