Dit weekend is Danny Sullivan een van de stewarts van de Grand Prix van Duitsland. Voor autosportliefhebbers die al wat langer autosport volgen is hij een legendarische naam. En voor hen die de afgelopen dertig jaar wat minder goed opgelet hebben, volgt hier het verhaal van de winnaar van een van de meest beroemde Indianapolis 500-overwinningen ooit.

Het oorverdovende geluid van twee Cosworth DFX 2,65-liter V8 turbo-motoren klinkt tussen Turn 1 en 2 van de Indianapolis Motor Speedway. Het is ronde 120, en de mannen die het geluid produceren vechten om de leiding. Plotseling valt het geluid van één Cosworth weg en horen de toeschouwers een Indy Car in de slip raken. Het is niet Mario Andretti. Het is die andere Amerikaan, in de March 85C van Penske Racing…

Zijn naam is Danny Sullivan, geboren op 9 maart 1950 in Louisville, Kentucky als Daniel John Sullivan III. De knappe Amerikaan is een man van vele talenten. In zijn jonge jaren werkt hij als houthakker, kelner, taxichauffeur in New York en soms zelfs als model. Maar niets kan hem lang genoeg boeien. Totdat hij voor zijn 21ste verjaardag een racecusus op de Jim Russell Racing School in Snetterton cadeau krijgt.

Engeland

Een jaar na die cursus op Snetterton zet Sullivan zijn eerste stap in de autosport door aan het Formula Ford Festival mee te doen. In zijn allereerste autorace komt hij als vijfde over de finish in een veld met coureurs die het later ook tot de Formule 1 zouden schoppen. De toon is gezet en al snel werkt hij zich op naar de Britse Formule 3 en het Europese Formule 2 Kampioenschap. Maar met de beperkte financiële middelen die hij tot zijn beschikking heeft, is het moeilijk om bij een topteam terecht te komen – ondanks zijn bescheiden successen. In zijn eerste jaar raapt hij daarom zelf materiaal, monteurs en een auto samen om te kunnen racen. Maar in 1977 is het geld echt op en moet hij terugkeren naar zijn geboorteland.

Lang hoeft hij niet thuis te zitten: in de Nieuw-Zeelandse zomer rijdt hij in de Formula Pacific New Zealand International Series en wanneer de winter op het noordelijk halfrond ten einde is kan hij het in de Formula Atlantic Labatts Championship Series opnieuw opnemen tegen coureurs als Howdy Holmes, Jeff Wood, Bobby Rahal, Kevin Cogan en Keke Rosberg – allen mannen die later in de Formule 1- en Indy Cars terecht zullen komen. Sullivan moet met zijn mindere materiaal zijn meerdere in hen erkennen, maar krijgt een uitnodiging om in 1980 in de populaire Can-Am Series te racen, een aanbieding die hij niet laat schieten.

Op de Noord-Amerikaanse circuits laat hij in de Can-Am-auto’s – in werkelijkheid Formule 5000-bolides met het bodywork van een sportscar – van Jack Daniels-eigenaar Garvin Brown zien uit het juiste racehout te zijn gesneden door in zijn tweede jaar al een race te winnen. Ook maakt hij in 1981 zijn debuut in het World Sportscar Championship tijdens de 500 mijl van Road America.

Debuut in de Indy Cars

Geplaagd door financiële moeilijkheden heeft Sullivan zichzelf inmiddels verdiept in de marketingstrategie van Jackie Stewart. “He was the architect of the sponsor-oriented driver,” zegt hij over de Formule 1-wereldkampioen en Indianapolis 500-coureur. “Jackie said, ‘Make sure your signature is readable, not just a scribble and a line.’ The lesson was if all drivers are pretty equal, how do I set myself apart and get the sponsorship dollars? I have to be a better marketing entity.”

Door dat beetje extra voor sponsoren te doen, heeft hij zich in 1982 bij het Can-Am-team van acteur en coureur Paul Newman naar binnen gewerkt. Het is een goede deal voor de man die graag Indy Cars wil rijden, want Paul Newman is ook geïnteresseerd in de CART Indy Car World Series en besluit om voor zijn coureur samen met Gerry Forsythe en Garvin Brown een auto in de Indianapolis 500 in te zetten. Om de 32-jarige coureur alvast te laten wennen aan deze monsterlijk snelle Indy Cars en de ovals waarop deze rijden, mag hij een maand voor de grote race al zijn Indy Car-debuut maken op de Atlanta Motor Speedway.

Terwijl de concurrentie met bosjes uitvalt, rijdt Sullivan in alle rust naar de derde plaats in zijn debuutrace, op zeven ronden achterstand. Het deert hem en zijn team niets, want zij weten dat die positie verdiend is, ze kwalificeerden niet voor niets als elfde uit de zesentwintig inschrijvingen.

Ook in de Indianapolis 500 lacht het geluk de rookie toe. Hij plaatst zich tijdens de kwalificatie op de dertiende plaats en rijdt zich in de kijker door op weg te zijn naar de Rookie of the Year-titel. Totdat hij na 148 ronden in de muur verdwijnt. Na de race is zijn geld voor de Indy Cars op. Sullivan keert terug naar de Can-Cam Series waar hij het seizoen als derde afsluit.

Benetton

De Italiaanse kledingfabrikant Benetton is in 1982 opzoek naar een bijzondere manier om zich aan de wereld te presenteren. Op advies van oud-coureur Nanni Galli, een leverancier van het bedrijf, wordt gekozen voor een jaar in de Formule 1 als hoofdsponsor van Tyrrell dat met Michele Alboreto al een Italiaanse coureur onder contract heeft staan. Omdat ook de Verenigde Staten een enorm belangrijke markt voor Benetton is, staan ze erop dat een Amerikaan naast Alboreto komt te rijden. En ze weten al wie. Een fotogenieke man die de afgelopen jaren in de sportscars en Indy Cars al van zich heeft laten spreken: Danny Sullivan. Ken Tyrrell stemt er vlak voor de openingsrace mee in, en vier dagen na zijn 33ste verjaardag staat Sullivan aan de start van zijn allereerste Grand Prix.

Maar de Formule 1 is niet wat hij zich ervan heeft voorgesteld. De Ford Cosworth DFY 3.0 V8 kan het niet opnemen tegen de snelle turbo’s waar steeds meer teams mee racen en de ontketende Alboreto en ook het gebruik van de een jaar oude Tyrrell 011 maakt het een zwaar jaar voor de onervaren coureur.

Toch is het niet enkel kommer en kwel. Al tijdens de tweede race van het seizoen, in Long Beach, kwalificeert hij zich als negende en springt in de eerste ronde naar de zesde positie. Een lekke band gooit werpt hem uiteindelijk terug waardoor een klassering in de punten er niet meer inzit. Op twee ronden achterstand komt hij als achtste over de finish, maar vóór zijn teamgenoot.

Race of Champions

Twee weken later, tijdens de niet voor het wereldkampioenschap meetellende Race of Champions op Brands Hatch, laat de Tyrrell-coureur zien nog altijd het talent te bezitten waar Benetton op hoopte. In duel om de overwinning met Keke Rosberg rijdt het duo in de laatste ronde zij aan zij door het bos. Daar behaalt Sullivan het beste resultaat van zijn kortstondige Formule 1-carrière door als tweede te eindigen. De rookie komt nooit voorbij de Fin in de Williams, maar blijft hem gedurende de veertig ronden lange race stalken, hopend op een foutje van de vlak voor hem rijdende regerend wereldkampioen.

Twee weken later wordt Sullivan weer wakker uit de droom. Ook in Frankrijk ziten er weer geen punten in, al is het enkel de kwalificatie waarin hij het aflegt tegenover zijn teamgenoot. In Monaco schittert hij nog een keer met een knappe vijfde plaats – het voordeel van de turbomotoren wordt opgeheven op het langzame, kronkelige stratencircuit – maar daarna is de koek op. Net zo vaak als dat hij aan de finish komt, valt hij uit met autopech en wordt na een prima race in Montréal gediskwalificeerd vanwege een te lichte auto. Alboreto pakt dan ook nog eens de allerlaatste overwinning voor Tyrrell in Detroit terwijl Sullivan wederom uitvalt.

De twee punten die in Monaco gehaald worden, kunnen de worsteling die Sullivan in de Formule 1 heeft niet verdoezelen. Toch wil Ken Tyrrell niet direct een beslissing over zijn coureur nemen. Alboreto gaat naar Scuderia Ferrari en Benetton naar Alfa Romeo. De kans is groot dat Ken in 1984 een paydriver in moet huren om zijn team draaiende te houden; Danny kan wel eens die stabiele factor zijn die het team dan nodig heeft.

Terugkeer

Zover zal het echter niet komen. Wanneer Sullivan aanwezig is bij een Indy Car-race aan het einde van het seizoen krijgt hij een aanbieding van Doug Shierson, wie grootse plannen heeft voor 1984 met een eigen auto. Klaar met de Formule 1, kiest hij voor een terugkeer naar de Indy Cars waar hij nu de kans krijgt zijn veelbelovende start een vervolg te geven en de zure nasmaak van de Formule 1 weg te spoelen.

De start van 1984 is moeizaam. Het eigen, door Ian Reed van March Engineering ontworpen en Williams F1 gefabriceerde DSR-1-chassis voldoet niet aan de verwachtingen en wordt al voor de Indianapolis 500 ingeruild voor een Lola T800. Deze keuze legt het team geen windeieren want tijdens de Meadowlands Grand Prix in de zomer van ‘84 scoort Sullivan zijn eerste podiumplaats van het seizoen wanneer hij achter winnaar Mario Andretti over de finish komt. Plotseling zit alles het team mee en winnen ze een week later

de race in Cleveland. Het is de allereerste overwinning van het team en Sullivan. Ook de voor hoofdsponsor Domino’s Pizza belangrijke Domino’s Pizza 500 op de Pocono Raceway en de Molson Indy Montreal worden gewonnen – die laatste twee onderbroken door een tweede plaats op Mid-Ohio. De wereld ligt weer aan Sullivans voeten en wanneer Roger Penske hem een contract aanbiedt voor 1985 twijfelt hij geen moment.

Spin and win

Uit de witte rook komt een rood witte Miller-Indy Car te voorschijn. Wie het nog niet gezien heeft, weet het nu ook: het is Danny Sullivan. Alle vier de wielen zitten er nog op. Zelfs de vleugels zijn niet kapot. De neus van de March 85C wijst in de goede richting en langzaam rijdt hij nu achter Mario Andretti aan. De gele vlag komt uit. Gered, Sullivan kan zijn banden wisselen. “You could argue it wasn’t much skill that got you spinning,” gaf Sullivan onlangs toe tegenover USA Today. “But when it first started to happen, I tried to correct it, and I could feel I wasn’t going to catch it. At that point, you just jump on brakes. It was just dumb luck that I looked up and saw the Turn 2 suites and took my foot off the brake. I almost lost it on what gear to take because the engine was dead. Then the car jumped, and I almost lost it again.

De ‘spin and win’ is half compleet. Wat nog mist is de ‘win’. Nog altijd op de tweede positie vervolgt Sullivan na de herstart zijn jacht op de eerste plaats en haalt negentien ronden later Andretti op identieke wijze opnieuw in. Deze keer gaat het allemaal wel goed. Als een ware kampioen rijdt hij de laatste 152,5 mijl van de race uit. “The Old American Hero will lose the race, the New American Hero is Daniel John Sullivan III of Louisville, Kentucky who has won the Indianapolis 500,” juicht verslaggever Jim McKay op televisie. Amerika heeft, inderdaad, een nieuwe held.

Superster

Beelden van de ‘spin and win’ gaan de hele wereld over en ook Alain Prost heeft het niet gemist. “Prost won more Grand Prix races than anybody, he was a world champion three times, etc. etc,” vertelt Sullivan over het gesprek dat hij in juni met zijn oude Formule 1-collega had tijdens de Detroit Grand Prix. “He saw me and says, ‘Danny, great win.’ He says, ‘I’ll trade you some of my Grand Prix wins for that. It’s the greatest race in the world. Don’t ever lose sight of that’.” Pas dan realiseert Sullivan zich de impact van de overwinning. Het is werkelijk ‘the greatest race in the world’ en hij heeft hem zojuist gewonnen.

Het zijn de hoogtijdagen van de Indy Cars in de Verenigde Staten. Heel Amerika wil met hun nieuwe superster gezien worden, Sullivan is ‘hot’. Good Morning America en The Tonight Show nodigt hem uit voor interviews, en een jaar later maakt hij een opmerkelijk acteerdebuut in de immens populaire televisieserie Miami Vice. Hierin speelt hij een van moord verdachte coureur in de om de IMSA GT Championship Grand Prix of Miami draaiende aflevering – een rol die hij te danken heeft aan Garvin Brown wie via Michael Mann de gastrol voor zijn voormalige pupil geregeld heeft.

Penske

Sullivan blijft tot 1990 bij Penske Racing. In de zes jaar met het topteam wint hij twaalf races en een ander hoogtepunt komt in 1988 wanneer hij in de Penske PC17 naar het kampioenschap rijdt. Met de PC18 moet het in 1989 allemaal nog mooier worden, maar dat wordt het niet. Tijdens de training voor de Indy 500 crasht de regerende kampioen hard en breekt zijn arm. Dagen later is hij terug in de auto met een arm die bij elkaar wordt gehouden door een ijzeren plaat en schroeven. Sullivan rijdt in Indianapolis, Milwaukee en Detroit nog wel, maar het is duidelijk dat zijn gebroken arm grote invloed heeft op de prestaties. Na een rustpauze van twee races keert hij in de Meadowlands Grand Prix weer terug om het seizoen alsnog sterk af te sluiten met twee overwinningen en twee podiumplaatsen.

Volledig fit begint Sullivan in 1990 aan het seizoen. Hij pakt twee overwinningen maar moet het afleggen tegenover teamgenoten Rick Mears en Emerson Fittipaldi en aan het einde van het jaar besluiten Sullivan en Penske uit elkaar te gaan.

Galles Racing

In 1991 stapt Sullivan over naar Patrick Racing. Het team van Pat Patrick is sinds 1989 het fabrieksteam van Alfa Romeo, maar kan geen potten breken met de slechte motor en ook Pat Patrick neemt een loopje met de wetgeving wat het voortbestaan van zijn team ernstig in gevaar brengt. Met de toevoeging van Sullivan komt er geen verbetering in de prestaties en aan het einde van dat jaar stapt Alfa Romeo uit de Indy Car World Series.

Bij Galles Racing neemt Sullivan het stuur van Bobby Rahal over wie op zijn beurt naar Patrick Racing is overgestapt en het verwoestte team opkoopt. Naast de succesvolle Al Unser Jr. bloeit Sullivan weer helemaal op. In zijn twee jaar met het team van Rick Galles scoort hij overwinningen in Long Beach en Detroit. Ondanks de overwinning in Detroit is 1993 toch een moeilijk seizoen. De Galmer 92 wordt ingeruild voor een Lola T93/07 waar Sullivan niet goed mee overweg kan en resultaten in de tweede helft van het seizoen uitblijven.

Afscheid

Zonder stoeltje voor 1994 zoekt hij zijn heil in andere raceklassen DTM, NASCAR Winston Cup en de 24 uur van Le Mans, waarin hij derde wordt, worden uitgeprobeerd. Maar Sullivans hart ligt nog altijd bij de Indy Cars, dus maakt hij in 1995 een comeback. Bij PacWest Racing wordt echter pijnlijk duidelijk dat de kampioen van 1988 zijn beste tijd gehad heeft. Wanneer hij in Michigan op de olie van een opgeblazen motor de muur inglijdt en zijn bekken breekt is zijn Indy Car-carrière voorbij.

Na Indy Cars

Nadat Sullivan tijdens zijn revalidatie zijn afscheid van de Indy Car World Series heeft aangekondigd, rijdt hij in de jaren daarna alleen nog Sportscarraces in de Amerikaanse en Europese Le Mans Series en de 24 uur van Le Mans. In 2002 gaat Sullivan op verzoek van Red Bull in de Verenigde Staten opzoek naar Amerika’s toekomstige Formule 1-coureur, en vindt deze in Scott Speed.

Als coureur was Danny Sullivan nooit een killer zoals Rick Mears en Emerson Fittipaldi dat waren. Ook bezat hij niet de gave om ronde na ronde op de limiet te rijden zoals Al Unser Jr. dat deed en kon hij niet tippen aan de technische kennis van A.J. Foyt. Maar wat Sullivan beter kon dan wie dan ook, was zichzelf in de schijnwerpers zetten. Hij had de juiste mensen om zich heen, die weinig verstand hadden van autosport, maar wel wisten wie ze moesten benaderen voor een interview of artikel in een magazine dat het grote publiek aansprak. Sullivan won de Indianapolis 500 toen Indy Car populairder was dan ooit tevoren en werd een van Amerika’s grootste sterren. And righteously so.

Video’s van Danny Sullivan

Hoogtepunten van de 1985 Indy 500.

Danny Sullivan en Mario Andretti praten over de ‘spin and win’.

Teamgenoten Emerson Fittipaldi en Danny Sullivan raken elkaar tijdens de Long Beach Grand Prix in 1990.

Prachtige muziekvideo met beelden uit de carrière van Danny Sullivan. ’80s ten top!