EJ Viso testte gisteren in Sebring voor KV Racing Technology. De Venezolaan werd hierbij naast de baan vergezeld door Takuma Sato. De Japanner stapte niet in de auto, maar diezelfde dag zat KV Racing-mede-eigenaar Jimmy Vasser in het vliegtuig naar Japan. Er wordt verwacht dat het duo binnen afzienbare tijd aangekondigd wordt als het rijderskoppel van KV Racing in 2010.

Viso was in 2006 tijdens de Grand Prix van Brazilië derde rijder bij Spyker F1, maar kwam nooit verder dan die ene vrijdagtraining in Brazilië. Sato echter, reed van 2002 tot en met 2008 drieënnegentig races in de Formule 1, en is de meeset succesvolle Japanse Formule 1-coureur ooit. In 2008 ging het team dat om hem heen was gebouwd, Super Aguri, failliet. Sindsdien heeft Sato geen race meer gereden, en kwam hij alleen nog in actie als testrijder voor Scuderia Toro Rosso, maar werd voor dat stoeltje gepasseerd door ChampCar-kampioen Sébastien Bourdais.

Nu wil Sato furore maken in de IndyCars. Hij is niet de eerste die deze weg bewandelt. Mannen als Emerson Fittipaldi, Nigel Mansell, en Alex Zanardi gingen hem voor. Maar een overstap naar de IndyCars is niet altijd een garantie voor succes, zo ondervonden de meeste oud-Formule 1-coureurs die de overstap waagden.

Mansell achterna

In 1992 kondigde Formule 1-wereldkampioen Mansell aan over te stappen naar de Indy Car World Series. Een opmerkelijke move voor een man die na jarenlang hard werken, eindelijk zijn verdiende wereldtitel op zak had. Maar voor Mansell was het een nieuw avontuur, hij wilde ook in de Verenigde Staten zijn kunsten vertonen, in de hoogtij dagen van de IndyCars. De Brit kwam bij Newman-Haas Racing naast Mario Andretti te rijden, de man die via de IndyCars de Formule 1 binnenkwam, en met de wereldtitel terugkwam.

Een jaar voordat Mansell zijn opwachting in de IndyCars maakte, ging aartsrivaal Nelson Piquet hem al voor. De Braziliaan crashte echter zwaar op de Indianapolis Motor Speedway. De drievoudig wereldkampioen Formule 1 had bijna een jaar de tijd nodig om te herstellen van de beenbreuken, maar stond in 1993 dan eindelijk aan de start van de Indy 500. Zijn race was echter snel voorbij; kort na de start van de race hield de Buick-motor ermee op. Piquet keerde nooit meer terug in de IndyCars.

Verstoten door de Formule 1, greep Bertrand Gachot de kans aan om voor Dick Simon de Molson Indy Toronto te rijden. De Luxemburger zat na het tegenvallende jaar met Larrousse zonder werk. Toen Dick Simon Racing hem vroeg Eddie Cheever te vervangen, een andere voormalig Formule 1-coureur, pakte Gachot zijn kans en reed naar een punt in zijn eerste – en enige – IndyCar-race, om een jaar later terug te keren naar de Formule 1.

Na drie seizoenen Formule 1 was het voor Christian Fittipaldi voorbij. Veertig races voor Footwork en Minardi hadden hem niet het succes gebracht waar de jonge Braziliaan op had gehoopt, dus vertrok hij naar de Verenigde Staten, naar de series waar zijn oom ooit de dienst uitmaakte. Dat was ook het doel van de jonge Fittipaldi, en met een tweede plaats in de controversiële Indy 500 van 1995, liet hij meteen zien dat hij niets voor oom Emerson onder deed. De Rookie of the Year Award moest hij echter aan zich voorbij laten gaan. Die ging naar zijn landgenoot Gil de Ferran, de latere teammanager van Honda Racing F1.

Groot succes zat er echter nooit in voor Fittipaldi; hij was consistent, won twee races, stond regelmatig op het podium, maar was nooit écht een kandidaat voor de titel. Toen hij in 1997 beide benen brak in Surfers Paradise, leek het alsof er meer brak bij Fittipaldi. De consistentie verdween, en de resultaten werden alsmaar grilliger.

In 2002 sloot Fittipaldi zijn carrière in de CART Series af met een mooie vijfde plaats in het kampioenschap. Hij maakte de overstap naar de NASCAR Winston Cup Series, maar hield het daar niet lang vol. Tot 2008 reed hij nog regelmatig Sports- en Stockcars, en mocht hij de eer van Brazilië in de A1 Grand Prix verdedigen. Maar Fittipaldi vond nooit zijn plaats in deze series, zoals hij dat in de IndyCars had gevonden.

De komst van een legende

Eigenlijk wilde Mo Nunn hem helemaal niet hebben. Maar Chip Ganassi zag wel wat in de Italiaan, verstoten door de Formule 1 na een aantal povere jaren met Minardi en Team Lotus. Dus moest de voormalig Ensign-teambaas wel met hem werken. Het bleek een van de meest legendarische samenwerkingsverbanden ooit te worden; Zanardi won van 1996 tot 1998 bij Target Chip Ganassi Racing met ingenieur Mo Nunn het CART Series-kampioenschap tweemaal, de Rookie of the Year Award, en vijftien races.

Het was genoeg om Frank Williams en Patrick Head te overtuigen dat Zanardi weldegelijk een goede coureur is, dus nam het team – net als in 1996 – de gok met een IndyCar-kampioen. In tegenstelling tot Jacques Villeneuve, kwam Zanardi slechts sporadisch goed uit de verf, en eind 1999 werd het duidelijk dat Zanardi’s tweede Formule 1-avontuur na een jaar alweer afgelopen zou zijn. Hij keerde in 2001 terug naar de Verenigde Staten, om daar te gaan rijden voor zijn inmiddels grootste fan: Mo Nunn. Het zou een bijna fatale samenwerking worden.

De eenentwintigste eeuw

Het nieuwe millennium zag de CART Series overspoeld worden met Formule 1-verstotelingen. Shinji Nakano probeerde het bij Walker Racing en Fernandez Racing, maar kwam van 2000 tot en met 2002 niet verder dan een vierde plaats in Toronto.

Viervoudig Grand Prix-starter Norberto Fontana kwam in 2000 samen met Nakano de CART Series binnen. De Argentijn wist geen indruk te maken, en het was dan ook een kwestie van tijd voordat hij mocht vertrekken. Dat deed hij dan ook, na elf raceweekends zonder top 10-finish.

Terwijl de beste rijders en teams naar de Formule 1 en rivaliserende IRL IndyCar Series vertrokken, kwamen de oud-Formule 1-coureurs in steeds grotere getale de Amerikaanse circuits bevolken. Mannen als Bruno Junqueira en Max Wilson, twee voormalig WilliamsF1-testrijders, deden dit met redelijk veel succes, terwijl het voor Tora Takagi, Alex Yoong, en Gastón Mazzacane, meer bezigheidstherapie leek.

Hoop was er toen de doorgewinterde Formule 1-coureur Mika Salo al in zijn tweede race op het podium eindigde, maar zijn ChampCar-carrière duurde slechts enkele races.

Ondertussen in de Indy Racing League…

De Indy Racing League was tot de hereniging met de ChampCar-teams nooit een serieus alternatief voor oud-Formule 1-coureurs. Dat Roberto Guerrero, Eliseo Salazar, en Eddie Cheever, vanaf dag één meededen, had meer te maken met de keuze van hun teams, dan met die van de coureurs zelf.

Een opvallende naam was er de eerste twee seizoenen wel te zien in de IRL. Vijfvoudig Grand Prix-winnaar Michele Alboreto, koos ervoor om zoals zoveel van zijn Formule 1-collegae, zijn carrière in de Verenigde Staten af te sluiten. Team Scandia, het jaar ervoor nog Dick Simon Racing, bood de voormalig Scuderia Ferrari-rijder het beste contract aan. Gedurende het jaar 1996 reed de Italiaan regelmatig in de top 10, maar meer dan één podiumplaats zat er niet in. Na anderhalf seizoen in de IRL, hield Alboreto de IndyCars weer voorgezien en zette zijn carrière in de Sportscars voort. In 2001 kwam hij op de Lausitsring om het leven tijdens een zwaar ongeval in de Le Mans Audi R8.

Tomas Scheckter had een succesvolle carrière in de Formule 1 in het vooruitzicht. De Zuid-Afrikaan had naam voor zichzelf gemaakt door kampioenschappen te winnen en in andere met matig materiaal in de top mee te doen. Het was dan ook geen verrassing dat Jaguar Racing hem voor 2001 aanwees als reserverijder.

Het duurde echter slechts enkele maanden, toen de zoon van de 1979 Formule 1-wereldkampioen Jody Scheckter, zijn contract ontbonden zag worden. Het preutse Jaguar kon niet leven met een coureur die in het gezelschap van een prostitué betrapt was door de politie.

Hierop besloot ‘Bad Boy’ Tomas Scheckter te vertrekken naar de Indy Racing League, een ongewone verhuizing destijds, aangezien de IRL toen nog enkel en alleen op ovals reed. Maar Scheckter liet direct al zien dat zijn status als groot talent terecht was. Al in zijn eerste seizoen won hij met Red Bull Cheever Racing de race in Michigan – in een periode waarin Scheckter weggepest werd bij het team.

Grilligheid is Scheckters handelsmerk, dus meer dan één seizoen bij kampioensteam Chip Ganassi Racing zat er niet in. Toch kwam er nog een tweede overwinning, met Panther Racing.

Ook dit jaar is Scheckter er weer bij. Want zijn resultaten zijn vaak wel wisselvallig, op en goede dag eindigt hij op het podium.

,,I’ve won world karting titles, three European titles, three Italian titles, German F3, GP2 and have always been at the front in F3000, but now I don’t have a seat in F1 which is a bit of a joke,” zei Giorgio Pantano na het behalen van zijn GP2-titel. Vier jaar eerder reed hij bij Jordan Formule 1-races, maar werd ontslagen. In 2005 kreeg hij een telefoontje uit de Verenigde Staten; of hij voor Chip Ganassi de laatste twee roadcourses van het seizoen wilde rijden. De race in Sears Point was nog wat onwennig, maar in Watkins Glen liet Pantano met een vierde plaats zien waarom hij drie jaar later GP2 Series-kampioen zou worden. Toch heeft hij nooit een tweede kans in de Formule 1 gehad. Pantano probeerde de afgelopen twee jaar terug te keren in de IndyCar Series bij Panther Racing, maar tot op heden is dat nog niet gelukt.

Komst van de Formule 1-testrijders

Na de ondergang van de CART Series, ging de ChampCar World Series zich steeds meer op Europa richten. Ovals verdwenen langzaam maar zeker van de kalender, en races in de Verenigde Staten werden vervangen door races op Brands Hatch, Zolder, en Assen. Vooral in de laatste jaren van de ChampCar World Series werd het startveld bevolkt door jonge rijders die de Formule 1 ambieerden. Neel Jani en Timo Glock zijn slechts enkele van die coureurs.

De eerste Formule 1-coureur in die periode die succesvol de overstap van de Formule 1 naar de ChampCars maakte, was Justin Wilson. De Brit was klaar met de Formule 1, en zocht zijn heil in de Verenigde Staten, waar de latere Formule 1-coureur Sébastien Bourdais de overwinningen en kampioenschappen aan elkaar reeg.

Anno 2010 is hij samen met Robert Doornbos de enige IndyCar-coureur die Grand Prix-starts achter zijn naam heeft staan in de Formule 1.

De Nederlander kwam in 2007 naar de Verenigde Staten. Daar beleefde hij een succesvol debuutseizoen, dankzij geld van Red Bull dat hun testrijder bij het nieuwe Minardi Team USA – het huidige en voormalige HVM Racing – stalde. Vorig jaar keerde de voormalig Minardi en Red Bull Racing-racecoureur terug bij HVM in de IndyCars, en het ligt in de planning dat hij ook dit jaar weer uit zal komen voor HVM Racing, al is zijn deelname nog afhankelijk van sponsorgeld.

Met voormalig Mercedes-Benz protegé Dario Franchitti, oud Toyota-testrijder Ryan Briscoe, en voormalig Formule 1-racers Wilson en Doornbos, bevindt Sato zich in goed gezelschap. Met zijn verleden en verdiensten in de Formule 1, moet Sato met KV Racing instaat zijn, geregeld op het podium te eindigen.