Door Jacco den Hollander.

Onlangs liet Jacques Villeneuve weten wat hij vond van het aanstaande debuut van Max Verstappen in de Formule 1. Geheel in zijn eigen stijl was Villeneuve daar nogal ongezouten in: “Waardeloos, kan het einde van zijn carrière zijn en geeft aan dat de Formule 1 weinig meer voorstelt,” zei de Canadees.  “Als 16-jarigen dat niveau al aan kunnen…” Daarbij gaf de Canadees aan dat Verstappen eerst maar eens een man moest worden.

Dit ontaarde in waardeloze discussies op het internet: Villeneuve zou een waardeloze coureur zijn, hij zou geen recht van spreken hebben omdat Jos Verstappen sneller was dan hem in een of andere toerwagenrace in Baku (of all places), hij zou jaloers zijn op de Verstappens (het omgekeerde zou eerder denkbaar zijn) en tot slot was hij een veel slechtere coureur dan zijn vader.

Volgens mij werd Villeneuve een mening gevraagd en gaf hij die nogal ongenuanceerd. Niks meer, niks minder. De reacties die er op kwamen gaven aan dat we wat Nederlandse autosportfans betreft weer zware tijden tegemoet gaan: de Verstappen-hooligans zijn terug en dus word je als Nederlandse fan in het buitenland nauwelijks meer serieus genomen.

Eén opmerking van Villeneuve vond ik wel interessant: “Hij moet eerst maar eens een man worden.” Vooral gezien de levensgeschiedenis van de Canadees was dat een begrijpelijke uitspraak.

Net als Max Verstappen begon Villeneuve op 16-jarige leeftijd met autoracen: eerst in het Italiaanse toerwagenkampioenschap (1988), daarna drie jaar Formule 3 in datzelfde land. Vanaf het begin stond hij stevig onder druk, want de zoon van Villeneuve moest in Italië natuurlijk de geest van zijn vader voort laten leven. Eigenlijk had hij in die tijd uitstekend een vader kunnen gebruiken, maar misschien was het beter dat zijn vader er niet meer was. Zo aardig als Gilles Villeneuve was voor de camera, zoveel druk legde hij op zijn gezin en met name zijn kinderen.

In 1992 vertrok Villeneuve na drie niet heel erg succesvolle seizoenen naar Japan. Alleen, op zijn twintigste. Later zou hij zeggen dat het zijn studententijd was. Eenzaam bevond hij zich in een vreemde omgeving, in een andere cultuur, waar niemand hem kende. Hij moest het alleen rooien en dat lukte hem ook. Het zou de basis zijn voor de Jacques Villeneuve zoals we hem nu kennen. Het was in Japan waar volwassen werd, hij zich een eigen mening vormde en werd er, zoals Frank Williams zou opmerken, “very much his own man.”

In het land van de rijzende zon leerde Villeneuve meer dan ooit. Rijden kon hij al, maar hoe ging je om met de pers? Hoe werkte je met een ingenieur, hoe sprak je met de teamleiding, hoe ging je contractbesprekingen aan? Japan was voor de jonge Canadees de beste leerschool, ver weg van de veeleisende, op een reïncarnatie van Gilles Villeneuve hopende wereld.

Na een jaar in Azië was Jacques klaar om naar Noord-Amerika te gaan waar hij ging rijden in de Formula Atlantic. Vooral in Canada zou hij onder druk van het publiek komen te staan. Canada was Gilles Villeneuve nog lang niet vergeten en zou met grote passie zijn zoon volgen. Daarbij zou zijn oom en naamgenoot ook voortdurend de aandacht op hem vestigen en druk uitoefenen. Groot was dan ook de teleurstelling toen de mededeling van Jacques kwam dat hij racete voor zichzelf, dat hij wel trots was op zijn vader maar dat hij niet reed in zijn naam of om zijn naam hoog te houden. Het viel niet best in Canada en ook niet in de Verenigde Staten, waar de pers altijd op zoek is naar drama en romantiek.

Het werd ook duidelijk dat Villeneuve zich niet zomaar liet afschepen met alles wat er maar gezegd werd. Hij was uitermate kritisch, niet in de laatste plaats ten opzichte van zijn oom. Ook teamgenoot Claude Bourbonnais kreeg ongezouten van Villeneuve te horen wat hij van hem dacht.

In ’94 begon Jacques in de Indycar World Series die toen op het hoogtepunt van zijn populariteit was. Ook al had zijn vader nooit in de Indycars gereden, toch waren de vragen weer niet van de lucht: “Are you racing for your father?”, “No, I’m racing for myself, but I’m proud of my dad.”. Jacques was duidelijk niet van plan om de pers en het publiek te laten horen wat het graag wilde horen: dat hij ter nagedachtenis van zijn vader racet en in hem voortleeft. No way!

Dat jaar zou de grote doorbraak betekenen: hij werd tweede in de Indy 500, wat in feite betekende dat hij eerste in zijn klasse was want 1994 was het jaar van de Penske-steamroller. Daarbij boekte hij zijn eerste overwinning op Road America, het meest uitdagende wegcircuit van Noord-Amerika, waarbij in de slotfase met een gewaagde inhaalmanoeuvre latere kampioen Al Unser Jr. het nakijken gaf. Die overwinning zou hem typeren: geef Villeneuve geen kans want hij pakt ‘m met beide handen aan. Het was een groot verschil met de Villeneuve die onsuccesvol was in het Italiaanse F3-kampioenschap.

Een jaar later zat Villeneuve geramd in de Indycars. Hij was de regerende Rookie Of The Year, zowel in de Indy 500 als in het kampioenschap. Hij had ook een nieuw nummer: 27. Barry Green, zijn teambaas, had al gevraagd of hij daar bezwaar tegen had. Zijn respons was dat hij er wel mee om kon gaan. Hij wist wat er zou komen en hij zou het op zijn eigen wijze aanpakken zoals ze in de Verenigde Staten inmiddels gewend van hem waren.

En hoe! Nadat hij de Indy 500 had gewonnen, kreeg hij uiteraard weer de vraag: “were you thinking about your father?”, waarop de respons was: “No, of course he would be super proud but I’m not racing for him, I’m racing for myself.” Volgende vraag: “Was it special because of the number 27?” “No, I don’t see a reason why it should be special,” reageerde de winnaar. “Because it was his number when he got killed? Ridiculous! Last year I had number 12 and my father had some great times with it (vier overwinningen, red.) but I never heart someone talking about that. What are people expecting? Me bursting into tears every time I get a question about my father?”

En daar kon de VS en de rest van de wereld het mee doen. Jacques Villeneuve gaf zijn eigen antwoorden en niet bepaald wat het publiek wilde horen.

Tijdens die Indy 500 liet Villeneuve een knap staaltje racen zien: in de beginfase liep hij twee ronden achterstand op door een straf na een misverstand met de pace car. Normaal gezien betekent een achterstand van twee ronden dat je kansloos bent. Een ander had opgegeven of was juist in paniek geraakt. Niet Jacques: door intelligent te rijden en vooral ook goed op te letten wist hij de achterstand ongedaan te maken. In de slotfase was hij er weer bij toen Scott Goodyear na een herstart in de fout ging: Villeneuve’s landgenoot ging te vroeg op het gas en passeerde de pace car in Turn Four. Villeneuve volgde hem op de voet maar ging onmiddellijk van het gas af toen hij de pace car opmerkte. Goodyear negeerde zijn stop and go-panelty en werd uit de uitslag gehaald. Villeneuve ging naar Victory Lane. Nooit eerder en nooit sinds had iemand de Indy 500 gewonnen door 505 mijl te rijden.

De Formule 1-wereld had Villeneuve inmiddels opgemerkt en de link met Ferrari werd onmiddellijk gelegd. Het was typisch Jacques die onmiddellijk de reactie liet optekenen dat hij niet inzag waarom hij in zee zou gaan met een team wat al 15 jaar niet meer meedeed om de wereldtitel. In plaats daarvan ging hij naar Williams want daar kon je voor het wereldkampioenschap gaan.

Ondertussen hengelde Villeneuve het Indycar-kampioenschap binnen: soms met gewaagd, spectaculair racen, dan weer door gestaag zijn punten binnen te halen. Wat dat betreft liet hij zien dat hij net zo goed als zijn vader kon rijden, maar daar ook het verstand in kon laten prevaleren.

Wat er in de Formule 1 gebeurde, zal een ieder wel bekend zijn. Villeneuve liet zien dat hij zowel spectaculair als intelligent kon rijden. In plaats van een motor te riskeren en te gaan voor de overwinning ging hij voor een zekere tweede plaats bij zijn debuut. Zijn eerste overwinning behaalde hij met minimale inspanning: Schumacher mocht op zijn staart komen maar de Duitser bleef evengoed kansloos voor de overwinning. En velen zullen zijn overwinning in de Portugese Grand Prix niet zijn vergeten. Onmogelijk staat niet in het woordenboek van Villeneuve. Buitenom in de Parabolica op Estoril, bij de wereldkampioen nog wel, terwijl het hele team zegt dat het niet kan…“Very much his own man,” toch?

Wat mij in het tweede jaar vooral bevreemde, was dat Villeneuve opeens op allerlei zaken werd afgerekend. Hij had kritiek op de nieuwe regels die in 1998 zouden ingaan en die volgens hem totaal niet zouden leiden tot betere races. De publieke opinie vond dat hij een snotneus was die zijn mond moest houden. Villeneuve zou met geluk diverse races hebben gewonnen: op Silverstone waar Schumacher en Häkkinen uitvielen. Blijkbaar was het hun verdienste dat Villeneuve in leidende positie een vastzittende wielmoer had.

Of op de Hungaroring, waar hij in de laatste ronde profiteerde van de pech bij Damon Hill, waarbij iedereen blijkbaar vergat dat Villeneuve als enige de Goodyear banden wel aan het werk kreeg…

En op Zeltweg, waar hij het geluk had dat Häkkinen in ronde 1 uitviel. Ja, iedereen kon in zijn glazen bol zien dat Häkkinen op winnaarskoers was… Tenenkrommend daarbij was dat er nog werd gesproken dat het uitvallen van Jarno Trulli, wat Villeneuve goed uitkwam terwijl de Canadees al een straatlengte voor de Italiaan uit reed.

Het kon dan ook alleen maar Villeneuve zijn die Schumacher kon verslaan in Spanje. Niemand had verder die inhaalpoging gedaan, alleen Villeneuve kon zo redeneren. Daarbij deed hij het gewaagd doch clean en kon Schumacher het doen met de hoon. Geheel terecht.

Iets anders wat dat jaar gebeurde en wat typisch Villeneuve was en uiteraard weer niet door de wereld werd begrepen–want het was niet iets wat men wilde horen–gebeurde na de Canadese Grand Prix. Panis brak in een crash beide benen waarbij de top drie (Schumacher, Alesi en Fisichella) diverse krokodillentranen liet vloeien omdat het zo erg was voor de Fransman. Villeneuve liet weten dat het allemaal niet zo erg was. De breuken zouden herstellen en Panis zou weer terug komen op het hoogste niveau. “Als hij een skiër was geweest, dan was het een ramp geweest.” Iets wat men niet wilde horen, waarne Villeneuve door de pers en zijn collega coureurs werd gefileerd. Maar wie was de enige F1-coureur die bij Panis op bezoek ging om hem sterkte te wensen? Villeneuve, juist ja… De politiek correcte krokodillentranentrekkers waren in geen velden of wegen te bekennen. De dingen zijn vaak niet wat ze lijken.

Over de rest van de carrière van Villeneuve kan je zeggen wat je wilt: Niet echt succesvol en een aaneenschakeling van verkeerde beslissingen, als je het mij vraagt. Niettemin kan je niet zeggen dat Villeneuve de weg van de minste weerstand heeft gekozen. Wat je wel kan zeggen van zijn carrière, is dat hij het op eigen kracht heeft gedaan en zichzelf heeft gevormd voordat hij in de Formule 1 terecht kwam. Ik denk dan ook dat hij dat bedoelde met “hij moet eerst een man worden.” Het was niet echt wat geworden als Villeneuve op zijn zestiende z’n debuut had gemaakt. Sowieso had Villeneuve toen het talent niet, wat Max Verstappen duidelijk al wel heeft. Maar als Villeneuve dat talent wel had, dan nog was het geen succes geweest omdat hij niet wist wat er in de wereld te koop was en hij niet zou hebben geweten hoe hij zijn doelen had moeten bereiken, naast hard rijden. Het is dan ook vooral dat waarom hij vreest voor de carrière van Max Verstappen. Ik hoop ook dat Max daar goede begeleiding bij krijgt.

Het is jammer dat Jacques Villeneuve wordt afgedaan als een van de slechtste wereldkampioenen ooit en als iemand die niet in de schaduw van zijn vader kan staan. Nu is dat laatste in het kader van romantiek zeker waar, maar wat betreft racetalent zeker niet. Daarbij heeft Jacques zeker ook de instelling van zijn vader: hij geeft niet snel op, waagt graag een kans als tweede worden geen optie is. Wel reed Jacques wat intelligenter dan zijn vader.

Misschien dat de zoon van Jacques, Jules, nog wel wat intelligenter kan worden. Eerst maar eens zien of die überhaupt coureur wil worden.