De verstoorde relatie tussen Sebastian Vettel en Mark Webber is niet uniek. Door de jaren heen zijn er meer teamgenoten geweest die moeilijk door één deur konden. Soms was het omdat ze elkaar gewoon niet mochten, maar nog vaker omdat hun ego’s in de weg stonden. Een top vijf van de belangrijkste verstoorde relaties tussen teamgenoten.

5. Alan Jones vs. Carlos Reutemann

Reutemann had er al een mooie carrière bij onder andere Brabham, Ferrari en Lotus opzitten toen hij in 1980 werd ingehuurd door Williams, waar hij teamgenoot werd van Alan Jones, sinds 1978 coureur van de Britse renstal. In 1980 wist Jones de eerste wereldtitel voor het team binnen te slepen, terwijl Reutemann derde werd.

In die periode was het nog hartstikke normaal om een duidelijke eerste en tweede coureur te hebben en toen Reutemann in 1981 aan de leiding ging van de Braziliaanse Grand Prix (de tweede race van het seizoen) twijfelde niemand er aan dat hij vanzelf aan de kant zou gaan voor Jones. Ondanks waarschuwingen via de pitborden gebeurde dit niet en de Argentijn won de race, voor Jones.

De seizoensfinale was dat jaar in Las Vegas. Reutemann had 49 punten, één meer dan Nelson Piquet. Jones leidde de race na de start, maar in plaats van Reutemann voorbij te laten en hem te helpen, hield hij zijn positie vast. Later viel de Argentijn terug naar de achtste plaats, terwijl Piquet aan een vijfde positie genoeg had om kampioen te worden – met één punt verschil.

4. Nigel Mansell vs. Nelson Piquet

Piquet werd na zijn titel in 1981 ook nog kampioen in ’83 en maakte later in 1986 de overstap naar Williams, als teamgenoot van Mansell. De situatie leek duidelijk: Piquet was kopman, de Brit zijn helper. Hier kwam niets van terecht en beide coureurs pakten zoveel punten van elkaar af, dat de titel uiteindelijk naar McLaren-coureur Alain Prost ging.

Dat Piquet in de seizoensfinale in Australië niet voorbij werd gelaten door Mansell, zorgde ervoor dat hij zo gepikeerd (ja, deze doe ik expres) was, dat de politieke spelletjes een jaar later begonnen. Van het weghalen van wc-papier in Mexico tot het beledigen van de vrouw van Mansell, niets was hem te gek. Het hielp, want hij pakte de titel en vertrok vervolgens naar Lotus.

3. Lewis Hamilton vs. Fernando Alonso

Alonso boekte in 2005 en 2006 goede successen bij Renault en werd tweemaal wereldkampioen, maar koos in 2007 voor een avontuur bij McLaren, waar debutant Lewis Hamilton zijn teamgenoot zou worden. Alonso kopman, Hamilton die het vak leert. Maar de jonge Brit pakte negen podiumplaatsen op rij en was de belangrijkste kandidaat om het kampioenschap.

De eerste scheurtjes vertoonden zich in Monaco. Beide coureurs zaten op een andere strategie, en die van Hamilton bleek de minderen. Hij kon Alonso naar eigen zeggen wel aanvallen, maar kreeg de opdracht niet te doen, en zei na afloop: “Ik rijd blijkbaar niet voor niets met de nummer 2 op mijn auto.” Later dat jaar ging het ook mis in Hongarije, toen Alonso het niet eens was met de timing in de kwalificatie en expres wat langer bleef wachten, waardoor Hamilton zijn kans miste om voor de pole te gaan.

Alonso, compleet gedesillusioneerd dat hij geen kopman was – en in de titelstrijd zelfs werd verslagen door Hamilton (beiden 109 punten, maar Hamilton had meer tweede plaatsen) – vertrok na een jaar alweer om terug te keren bij Renault, wachtend op het moment dat zijn gedroomde overstap naar Ferrari zou plaatsvinden.

2. Didier Pironi vs. Gilles Villeneuve

De strijd met de ergste afloop. Keke Rosberg werd in 1982 kampioen, maar iedereen is het er wel over eens dat de titel dat jaar lachend naar een van de Ferrari-coureurs had moeten gaan. In San Marino hadden Pironi en Villeneuve een zelfde soort afspraak als Vettel en Webber in Maleisië: wie aan het einde van de race zou leiden, zou niet meer aangevallen worden.

Villeneuve ging dan ook de laatste ronde in met de wetenschap dat hij de race zou gaan winnen. Pironi lapte deze afspraak echter aan zijn laars en ging hem voorbij, waarna hij de race won. Drie weken later, in Zolder, was Villeneuve nog steeds boos, ook omdat Pironi door een deel van Ferrari werd gesteund.

Pironi reed in de kwalificatie de snelste tijd en Villeneuve probeerde door heel veel risico te nemen zijn teamgenoot van de troon te stoten. Hij reed echter tegen de auto van Jochen Mass, werd gelanceerd en was na de impact op slag dood – al werd zijn lichaam nog wel enige tijd in leven gehouden. Met Pironi liep het ook niet goed af: hij verbrijzelde zijn benen in Duitsland en zou nooit meer racen.

1. Ayrton Senna vs. Alain Prost

Misschien wel de beroemdste strijd is die tussen Senna en Prost. Senna, het lievelingetje van Honda, kwam samen met de Japanners in 1988 naar McLaren, waar Prost op dat moment al vier seizoenen erop had zitten, met een titel in 1986. In het eerste jaar als teamgenoten won Senna de titel, maar het was de titelstrijd een jaar later die hun haat voor elkaar zou bepalen.

Prost ging het weekend in Japan, het voorlaatste weekend van het seizoen, in met zestien punten voorsprong op Senna. De Braziliaan moest dus winnen en leek een goede inhaalactie op Prost te plaatsen in de race. Deze gooide echter de deur dicht, waarna beiden crashten. De titel was voor Prost, die vervolgens naar Ferrari vertrok.

In 1990 streden de twee weer tegen elkaar en weer kwamen ze in Japan aan met de mogelijkheid dat de titelstrijd zou worden beslist – nu met Senna als voornaamste kandidaat. De McLaren-coureur pakte pole, maar was zo boos over het feit dat de locatie van de pole-position naar de andere kant van de baan werd verplaatst (tenslotte was de FISA-president op dat moment Frans…), dat hij zwoer Prost al bij de start uit de race te rammen. En zo geschiedde. Senna was kampioen en hun relatie zou pas een paar weken voor zijn fatale crash weer worden hersteld.

————————-

Drieluik Vettel vs. Webber

Vettel – laffe hond of geboren winnaar?
Wat zijn de consequenties voor Red Bull?
Top vijf verstoorde teamrelaties