De tiran is weg, vrijheid is wedergekeerd in Libië. Het land kan zich nu opmaken voor een toekomst zoals het volk dat zelf in wil vullen. Toerisme en olie zijn waar de Libiërs het vooral van zullen moeten hebben, en wat is dan toepasselijker dan de reanimatie van een van de belangrijkste Grands Prix van de jaren dertig, de Tripoli Grand Prix?

Kolonie

In de jaren twintig van de vorige eeuw is het huidige Libië een jonge kolonie van Italië. Om zijn provincie Tripolitania te promoten voor toeristen en toekomstige kolonisten, bedenkt diens gouverneur en autoliefhebber Emilio De Bono, dat een Grand Prix door de straten van Tripoli de ideale manier is om dit te doen. Als locatie wordt een traag en slingerend circuit in het dorpje Sugh el Giumaa, enkele kilometers ten oosten van de hoofdstad, uitgezet.

Voor de Italiaanse coureurs is er vrijwel ieder jaar succes: de eerste editie wordt door Renato Balestrero in zijn privé Officine Meccaniche-bolide gewonnen. In de jaren daarna zijn het Emilio Materassi, Tazio Nuvolari, Gastone Brilli-Peri en Baconin Borzacchini wie de race op hun naam schrijven. Alleen de Fransman François Eysermann kan de Italiaanse hegemonie doorbreken door de tweede editie te winnen.

Ondergang

De noviteit is echter al snel uitgewerkt: na een paar jaar blijkt de Grand Prix maar weinig waard te zijn. Toeschouwers blijven in steeds grotere getalen weg, sponsoren dreigen af te haken en ook de grote Italiaanse coureurs zien nog maar weinig heil om de boot naar Afrika te pakken, waardoor het startveld steeds magerder wordt. Het doek dreigt in 1929 te vallen, maar De Bono weet op het laatste moment sponsoren toch nog zover krijgt om de race te steunen.

De hulp van de gouverneur ten spijt, is het een jaar later alsnog voorbij. Het verongelukken van de populaire Italiaanse Grand Prix-winnaar Brilli-Peri, wie in 1929 de race nog won, is de druppel die de emmer doet overlopen.

Mussolini

De race in de straten van Tripolitania mag dan wel gefaald hebben, Benito Mussolini, de grote Italiaanse leider die met Italiaans-Libië de hoogtijdagen van het Romeinse Rijk wil doen herleven, staat erop dat de kolonie een Grand Prix organiseert. Zijn plan: ’s werelds snelste racebaan, met faciliteiten van Europese standaard.

Samen met de Automobile Club di Tripoli begint de fascistische overheid aan de rand het Mellaha-meer, gelegen aan de kust ten oosten van de stad en niet ver bij Sugh el Giumaa vandaan, met de bouw van een ruim dertien kilometer lang circuit. Om de superioriteit van Italië te benadrukken, worden kosten noch moeiten gespaard om van het rechthoekige circuit het meest innovatieve ooit te maken. Een enorme tribune die plaats moet

bieden aan tienduizend toeschouwers wordt opgetrokken, samen met een imposant ogende witte controletoren en hypermoderne garages voor de teams. Om het af te maken worden startlichten geïnstalleerd – een primeur in de racerij.

Loterij

Het plan slaagt: in het voorjaar van 1933 wordt de Tripoli Grand Prix nieuw leven ingeblazen. Om de promotie van de stad kracht bij te zetten en inkomsten te vergaren voor de bouw van de dure racebaan, wordt voor de Grand Prix een loterij georganiseerd: uit de entreekaartjes worden dertig winnaars getrokken, wie allen een startnummer toegewezen krijgen. De winnaar van de race zal voor de bezoeker met het winnende startnummer drie miljoen lira winnaar, de tweede plaats twee miljoen en de derde plek is goed voor één miljoen lira. Jarenlang is de loterij een van de grote aantrekkingskrachten van de Grand Prix. Maar zonder controversie zal het niet blijven, al wordt een tegenwoordig betwist verhaal van fraude pas in 1958 bekend: dat jaar schrijft toenmalig Mercedes-Benz Rennabteilung-baas Alfred Neubauer – destijds niet eens persoonlijk aanwezig bij de race – in zijn boek dat voorafgaand aan de eerste editie het trio Tazio Nuvolari, Achille Varzi en Baconin Borzacchini samen met hun loterijtickethouders afgesproken had de raceuitslag te manipuleren en het gewonnen geld onderling te verdelen.

Niet alleen de drie gelukkige winnaars van de loterij worden als koningen behandeld: ook de coureurs zelf hebben met verblijven in het in 1935 gebouwde luxe Hotel Casinò Uaddan en feestjes bij Gouverneur-Generaal Italo Balbo thuis de tijd van hun leven. De Tripoli

Grand Prix is, nu buiten de stad zelf, in korte tijd uitgegroeid tot een populaire bestemming voor de grootste coureurs die de wereld in de jaren dertig kende.

Slijtageslag

De motoren worden gestart, de monteurs rennen naar de berm van het circuit dat nu leeg is,” beschrijft Mercedes-Benz-rijder Rudolf Caracciola hoe hij in 1936 de start van de race beleeft. “De maarschalk [Gouverneur-Generaal Italo Balbo] doet de vlag omhoog. Ik kijk nu niet meer naar hem, maar naar de startlichten bij de hut van de tijdwaarnemers. ‘Waarschijnlijk is dat de beste starttechniek’, zeg ik tegen mijzelf. Wanneer het groene licht aangaat, ben ik weg. Dat is het enige waar ik nog aan denk. 4… 3… 2… Daar is het licht. Ik ben in versnelling en vertrek, voorbij de anderen, in de leiding. Vol gas het rechte stuk op. Iedere actie is bijna automatisch vanwege de vele oefening. Ik ken het circuit goed genoeg om er in mijn dromen op te rijden. Daar, de witte toren, de tribune en de pits!

De race rondom het huidige Mitiga International Airport waar tijdens de Arabische Lente nog hard op is gevochten, is door de hitte een slijtageslag voor mens en machine. Caracciola moet na enkele ronden de pits in om zijn versleten banden te vervangen. Daar gaat Achille Varzi de Duitser voorbij om na de race zijn bijna uitgedroogde rivaal op een ronde achterstand te hebben gereden.

Voiturettes

Sinds Mercedes-Benz en Auto Union geld van het Duitse Rijk ontvangen om ook in de autosport de trots van Adolf Hitlers rijk te verdedigen, zijn de Duitse autofabrikanten onverslaanbaar. Ook in Tripoli kan men niet om de dominantie van de twee teams heen. In 1938 heeft de organisatie van de Grand Prix er dan ook genoeg van: in het geheim worden nieuwe regels voor 1939 uitgezet, waardoor vanaf dan alleen nog de kleine, 1,5-liter voiturettes toegestaan zijn.

Voor de Italiaanse teams geen probleem: hun auto’s zijn al vioturettes. Maar de enorme racemonsters van Mercedes-Benz en Auto Union voldoen bij lange na niet aan de bescheiden reglementen die grenzen stellen aan gewicht en motorinhoud. Om de Duitsers nog een extra hak te zetten, worden de nieuwe regels pas heel laat bekend gemaakt.

Het plan lekt echter al vroeg uit naar Mercedes-Benz, dat de verleiding niet kan weerstaan en in een ongekend korte periode van slechts acht maanden twee V8-aangedreven W165 bouwt. Hoewel de twee ‘mini Silberpfeilen’ een enkele keer geracet zullen worden, is het succes groot: Hermann Lang, wiens bolide op de boot naar de haven van Tripoli nog in elkaar gezet moet worden, wint met overmacht de in woestijnwaardige temperatuur verreden Grand Prix, in zijn kielzog gevolgd door teammaat Rudolf Caracciola.

Tweede Wereldoorlog

Wanneer later dat jaar tijdens de Belgrado Grand Prix de oorlogsmachine van Hitler Polen binnenvalt en veel landen aan Duitsland de oorlog verklaart, is het gedaan met de raceactiviteiten van Mercedes-Benz en Auto Union. Zij zijn een jaar later dan ook de grote afwezige in Tripoli, dat het toneel is van de voorlaatste Grand Prix op ‘Europese’ bodem voor de rest van de oorlogsjaren en gewonnen zou worden door een jonge Giuseppe Farina.

Herinneringen

Vandaag de dag is er nog maar weinig dat herinnert aan wat ooit een van de hoogtepunten van het Grand Prix-seizoen was. De gerenommeerde garages, controletoren en tribune die altijd vol zat, hebben plaatsgemaakt voor een landingsbaan. De ene helft van de baan is verdwenen onder het uitgedijde Tripoli, terwijl de rest van het circuit niet meer is dan een aaneenschakeling aan anonieme verbindingswegen.

Voordat Libië aan een autosportrace kan denken, moet er nog veel gebeuren in het land. De revolutie heeft voor veel schade en leed gezorgd en de economie tot een stilstand gebracht. Het volledige herstel zal nog jaren op zich laten wachten, maar wanneer de Libiërs zo ver zijn, zou een grote race het land niet misstaan.